Het 'Kijk en Luister' museum heeft verschillende collecties dewelke in een natuurgetrouwe omgeving worden getoond.
De topcollectie echter zijn de mechanische muziek instrumenten. De Moltzerzaal is hier volledig aan gewijd.
Hoe speelden de mensen vroeger muziek toen er nog geen radio of grammofoon waren? Je komt het hier allemaal te weten in een keurig verteld verhaal van de gids waarbij je elk muziekinstrument kan horen spelen.
De tanden van de toonkam maken pas geluid als ze worden bewogen. Een cilinder met allemaal pinnetjes op wordt rond gedraaid en laat de tanden klinken. De hoeveelheid pinnetjes en hun locatie maken de melodie. Technisch zou je verwachten dat de tanden van de lage noten veel langer moeten zijn, maar door deze te verzwaren met lood konden ze deze kort houden.
Een demper aan de onderkant zorgt dan weer dat de tanden niet te lang naklinken.
Een staaltje van vernuft om dit zo te maken. De houten kist zorgt dan weer voor de geluidsversterking. Om steeds dezelfde snelheid te hebben zorgt een regulator ervoor dat de opgedraaide veer zich gelijkmatig ontspant.
In 1814 maakte de Zwitser David Lecoultre de eerste toonkam uit één stuk.
De muziek kon maar 1 minuut duren vanwege de beperking van de cilinder. Maar door de cilinder te laten verschuiven na elk nummer konden er wel een 20 tal muziekjes op.
Het was een hoog ontwikkelde ambachtelijke handnijverheid. Op 1 cilinder konden makkelijk 3 tot 4 duizend puntjes staan.
Later in 1885 vond de Duitser Paul Lochmann de schijvenspeeldoos uit.
Nu kon je van 1 moederschijf duizenden kopieën maken. Je kon nieuwe schijven bijkopen om zo de nieuwste muziek te hebben. De platen bestonden eerst uit zink en later uit blik metaal. Er werden telkens weer nieuwe verbeteringen aangebracht en het werd een big business met spelers in Europa en Amerika. Er werd zelfs een exemplaar ontworpen met een schijvenwisselaar met de keus uit 10 schijven. Een voorloper van de latere juke-box.
Er waren ook de snaar instrumenten en uitvinders gingen aan de slag om er ook hier mechanische bespeelbare instrumenten van te maken wat leidde tot de cilinder piano's en later nog gevolgd door de straatpiano's die geen toetsen hadden en dewelke met je met de hand moest aanzwengelen.
Ook in de blaaswereld ontstonden er mechanische orgels. De speler draaide aan een slinger, de geperforeerde muziekrol stuurt de blaasbalgen aan die het geluid voortbrengen. De eerste exemplaren waren de tafelorgeltjes en de draagbare buikorgels. Later werden dit echte straatorgels waarin ook trommels, bellen en andere blaasinstrumenten werden aangestuurd. Deze werden zeer populair op kermissen en in danszalen.
Dit zou tot 1910 duren, het jaar waarin Edison de fonograaf uitvond en deze grammofoon stilaan de markt veroverde.
Het is een kleinschalig museum dat volledig op vrijwilligers draait. Je kan er nog een snoepje kopen in een originele oude kruidenierswinkel. Een tasje koffie of thee drinken.
Heel leuk om te doen ook met kinderen.
Alle info vind je op hun website.
Comments